Dit blog moet er blijkbaar toch een keer van komen. Jaren stond het op mijn to-do-lijstje. Niet vanwege het ingewikkelde recept. Ik maak het regelmatig (zonder recept). Nee, het is het verhaal er achter. Dat ik het nooit heb geschreven komt omdat ik het verhaal op andere kookblogs ook tegenkwam. Op “NRC-koken” bijvoorbeeld én op het blog van het “Ministerie van eten en drinken”. Om er maar twee te noemen.
Door de Foodblogswap van juni 2015 waarbij ik gekoppeld werd aan het blog van culi-Sandra werd ik weer herinnerd aan dit voornemen. Ook zij heeft een recept voor Goulash op haar blog staan. In haar recept werd ik dan vooral weer getriggerd door de Kabanosy. Nooit van gehoord namelijk.
Eerst terug naar de goulash. Die eigenlijk geen goulash is maar Pörkölt. Goulash, die in Hongarije eigenlijk Gulyás heet is wat wij hier Goulashsoep noemen. En mocht je nou denken: Ik wil mijn Pörkölt een beetje romig maken dus ik doe er wat (slag)room door. Dat kan. Maar dan heet het Paprikás, die ook met kip gemaakt kan worden. Zo, dat is er uit. Het hele ‘verhaal’ kan dus ook kort verteld worden.
Verder met de Kabanosy (of cabanossiworstjes in het recept van Sandra). Ik kende ze niet dus dat werd Googlen. Kabanosy (enkelvoud = kabanos) zijn Poolse gerookte worstjes met een milde smaak. Ze zijn gekruid met onder andere komijn en nootmuskaat. Dat verklaart wel waarom Sandra ze toevoegt. In haar recept miste ik namelijk, naast paprikapoeder het meest kenmerkende ingrediënt van Pörkölt: Kummel ofwel Karwijzaad. Nu is komijn niet helemaal hetzelfde maar het is zeker uitwisselbaar. Reden genoeg dus om bij de Poolse winkel waar ik eerder over schreef binnen te lopen en te vragen of ze ook Kabanosy hadden. Dat hadden ze. Twee soorten nog wel: een droge en een minder droge. Ik koos voor de laatste. Met dank aan de klant die naast me stond overigens en, in tegenstelling tot de worstverkoopster, wél Engels sprak. Gelukkig had ik wat extra gekocht dus konden we ze zo ‘aan het stuk’ proeven. Het was een aangename verrassing. Ze zijn lekker. Een soort Bifi-worstje. Prima zo te eten. Bovendien gaven ze uiteindelijk een lekkere rooksmaak aan de Pörkölt. Ik volgde in grote lijnen het recept van culi-Sandra. Prei en tomaat kunnen toegevoegd worden maar ik liet ze weg omdat ik niet vind dat ze echt bij Pörkölt horen. Verder koos ik voor de minder zoete groene paprika’s.
Ingrediënten voor vier personen:
2 groene paprika’s;
3 flinke uien;
750 g runderpoulet;
50 gram roomboter;
1 blikje (70 g) tomatenpuree;
1 el bloem;
300 gr kabanosy;
1 (groente)bouillonblokje;
1 el paprikapoeder (mild);
1 tl paprikapoeder (pikant);
1 tl kummel (karwijzaad);
versgemalen zwarte peper;
zout.
Bereidingswijze:
Snipper de ui en snijd de paprika in blokjes. Braad het vlees aan in boter in een hete braadpan. Voeg de paprika en de ui toe. Breng op smaak met peper, zout en paprikapoeder. Roer de tomatenpuree erdoor en voeg de bloem toe. Bak nog even door. Voeg zoveel water toe dat het vlees nét onder staat, breng aan de kook en voeg het bouillonblokje toe. Laat dit een uur sudderen. Snijd ondertussen de Kabanosy in stukjes (ongeveer 2-3 cm) en voeg deze samen met de kummel toe aan de pörkölt. Gebruik je geen Kabanosy, voeg dan wat extra kummel toe. Laat het gerecht nog minstens een uur doorkoken of totdat het vlees gaar is.
Serveer er aardappelpuree bij of witte rijst. Thuis vinden ze doperwtjes uit de diepvries er ook heerlijk bij smaken.
Grappig dat een van de weinige Nederlanders die het verschil tussen gulyas en porkolt weet mijn neef is.
Bij ons is het eten nog niet klaar, dat moet eerst nog een paar uur staan voordat de bapgulyas klaar is 😉
(Ja. Ook de gulyas recepten zijn streekgebonden, alfoldigulyas is echt iets anders dan uit de, pak en beet, budapest streek).
LikeLike
Dan stuur die recepten maar eens door 🙂
LikeLike