Eigenlijk moet ik de tuin in. Klimop baant zich een weg onder de goot, ganzentongen verdringen het gras, tegels verdwijnen onder een laagje mos. Maar de herfst heeft zich onmiskenbaar ten volle getoond. Het waait, het regent, het is krap 12 graden.
Het is één van de eerste dagen dit jaar dat de kachel echt moet branden. De tuin komt later. Uit de luidspreker klinken ‘Une belle histoire’ van Michel Fugain & le Big Bazar en ‘Maman’ van Louane. Het enige wat uit de tuin komt zijn de laatste kerstomaatjes. De groencontainer wordt toch nog wat gevuld. Het tomatenloof verdwijnt er in. De tuin maakt plaats voor de keuken. Ook daar gaat de kachel aan. De kerstomaatjes veranderen langzaam in een pittige tomatensoep. Zonder brood geen soep. Buiten valt opnieuw de regen als pijpenstelen uit de lucht dus meer dan genoeg tijd om een volkorenbrood te bakken. Geuren vullen inmiddels het huis. Het is niet genoeg. Vandaag moet er nog meer op het fornuis. De sukade voor morgen kan alvast maar klaar zijn. Nog meer geuren: laurier, kruidnagel. Jacques Dutronc neemt het over van Michel Fugain en Louane, maar ook hij blijft nog even liggen terwijl ‘Il est cinq heures, Paris s’eveille’.
De herfst maakt dat ook het licht eerder uit gaat. De lampen gaan dus op tijd aan. De soep is klaar. Het brood staat af te koelen. Zo’n lekkere sukade als we morgen gaan eten heb ik nog niet eerder op. Tevreden schenk ik mezelf een Pastis in. Vanuit mijn stoel kijk ik de tuin in. Volgend jaar beter!