Het is weer tijd voor een gastblog. Deze keer geschreven door Monique Bouwman die samen met haar man een huis kocht in Frankrijk en dit langzaam omtovert tot hun paleisje.
Sinds 5 jaar hebben we een klushuis in Frankrijk, een echte “fermette” in de buurt van Sarlat. Ons verhaal is niet geschikt voor ‘Ik vertrek’, want tot nu toe gaat alles nog goed en we hebben een lange voorbereidingstijd gehad. We komen al sinds 1988 elk jaar in deze streek in de vorm van een jaarlijks bezoek bij een oud-leraar van onze HBO-opleiding. Zes jaar geleden hebben we besloten om een huis te kopen. We hebben slechts twee huizen bekeken en toen hadden we ons droomhuis al gevonden samen met de makelaar, die tevens burgemeester is in het stadje. De burgemeester vond het fijn dat wij het huis kochten, maar zat er ook wel dubbel in.
De streek loopt langzaam leeg en het stadje Les Eyzies heeft vele lege huizen en weinig jonge gezinnen die willen blijven. De locals kopen ze dus niet, maar wel Nederlanders en Engelsen, die de huizen opknappen en dat wringt wel een beetje bij hem.
Ons huis staat in een gehucht van 10 huizen, zonder bakker, kroeg of supermarkt. Het eerste echte dorp dat we tegenkomen is Marquay. Als mensen aan Frankrijk denken, zien ze een klein pleintje waar het uitgestorven lijkt met een kroegje met een uitgeklapt zonnescherm met plastic tafeltjes en stoeltjes eronder, naast een kleine kruidenierswinkel, van dezelfde eigenaar: het ‘Paturain’ tafereel. En dat is precies Marquay. De kroeg en de winkel worden sinds een paar jaar gerund door Carina en Christina (tante en nicht).

Sarlat-La-Canéda
In Frankrijk is het gebruikelijk dat de arbeiders en ambtenaren tussen de middag in een kroegje ‘plat du jour’ nuttigen. Ze krijgen daar bonnen voor van hun werkgever van rond de 13 euro. Christine en Carine koken doordeweeks een lunch voor 13 euro: voorgerecht, hoofdgerecht, dessert, wijn en koffie. Er is een maar ….. je kunt niet kiezen. ’s Maandags hangt aan de deur het menu voor de hele week en als je het niet lust, moet je dit tijdig aangeven dan maakt ze iets anders, maar het is eten wat de pot schaft, ook voor ons ‘toeristen’. We eten er regelmatig, want het is makkelijk (en goedkoop), je hoeft je er niet voor om te kleden, het is prima eten en niet de minst belangrijke: je steunt de plaatselijke middenstand en die heeft het moeilijk genoeg is zo’n klein dorpje.
Naast het eten, hoor je ook meteen de laatste roddels, wij noemen het dan ook wel: ‘centre commercial’. Zo wisten ze in de kroeg al eerder dan wij dat de verkopers akkoord waren, incl. het bod, onze namen en wanneer we weer terug kwamen. Maar alle gekheid op een stokje, ga eens naar een klein dorpje dat niet in de toeristische gidsen staat in de Dordogne en neem een lunch in de plaatselijke kroeg (wel reserveren de dag van te voren). Stap naar binnen en groet iedereen per tafel met een ‘bonjour monsieur (messieurs), madame (dames)’ en laat je vervolgens onderdompelen in het plattelandsleven. Geen haute cuisine, maar wel het echte boeren-eten vaak met verse groente uit eigen tuin. Gewoon wat de bevolking zelf ook eet.
Hier geen ‘foie gras’ of ‘Confit de Canard’ of ‘Maigret de Canard’ met ‘pomme de sarladaise’, maar als voorgerecht aardappelsoep of vermicellisoep, die in een grote pan van tafel naar tafel gaat. Vraag dan wel naar een bord voor ‘chabrol’. Als je soepbord bijna leeg is, schenk je er een scheut wijn bij, breng het bord naar je lippen en slurp het geheel naar binnen. Zo maak je in de Dordogne je bord leeg en schoon…. Als hoofdgerecht vervolgens ‘moules avec frites’ of ‘Mika’ of ‘salade avec gesiers’ en als dessert ‘glace’ of ‘sorbet’ of crème brûlée, natuurlijk met echte vanille, gekocht op de zondagse markt bij de biologische kruidenkraam.
Als je dan zit te eten sta niet verbaasd als le Maire aanschuift.
Bon Appetit